Op 18 augustus is de allereerste fysieke praktijkbijeenkomst van de cursus van start gegaan. Een groep veehouders van Dierenkliniek Stad & Westerkwartier kwam samen in Noordhoorn om met Gerrit Hegen (de boerenveearts) dieper in te gaan op de onderwerpen van het eerste webinar. Gerrit is ruim 30 jaar praktiserend rundveearts geweest en verzorgt nu workshops, cursussen en trainingen voor melkveehouders en dierenartsen. Zijn missie is het bevorderen van een integrale kijk op het melkveebedrijf. Hierbij wordt praktische informatie gegeven waar de melkveehouder mee aan de slag kan.
Na een korte introductie nam Gerrit de groep direct mee het veld in om naar de bodem te kijken. Hier werd direct al een link gelegd tussen bodem-plant-dier. Het belang van het nemen van een bodemanalyse werd benadrukt. Hierdoor is een veehouder in staat om meer perceel specifieke actie te ondernemen wat betreft bijvoorbeeld bemesting en bekalking. Zo werd duidelijk dat bekalking niet alleen voor een juist pH op het land zorgt maar dat dit via het klei-humuscomplex ook bijdraagt aan de goede opneembaarheid van voedingsstoffen en mineralen. Ook specifiek voor de bodem bij het bedrijf in Noordhoorn werden praktische tips gegeven aan de hand van de bodem- en kuilanalyses. In het veld was er een open discussie en werden er door de melkveehouders en Gerrit kritische vragen gesteld en beantwoord.
In het land werd het moment van maaien en bemesten besproken, in combinatie met de kwaliteit van het ruwvoer. Hierbij werd het belang van sturing van het gehalte ruw eiwit in het gras benadrukt, samen met de sturing van de stikstofgift en oogsttijdstip. De duur van de intervallen tussen de snedes heeft invloed op de omzetting van stikstof naar eiwit, wat weer bepaalt wat de koe eruit kan benutten. Zo bevat drogere graskuil een betere verhouding darm verteerbaar eiwit/ onbestendig eiwit, en bevat het ook meer de essentiële aminozuren lysine en methionine.
Vervolgens ging de schop nog (met moeite) de grond in om ook onder het grasland te kijken. Hier werd gekeken naar de structuur en de wormgaten, daarnaast werd de hoeveelheid ijzer in de grond bekeken. De droogte maakte het niet ideaal om dit te doen. Het beoordelen van de grond kan beter op een later moment nog eens herhaald kan worden om een echte conclusie aangehangen kan worden.
Hierna vertrokken we met de groep de stal in om naar de koeien en het rantsoen voor de voerhekken te kijken. Gerrit had nog een mestmonster uitgespoeld om te kijken naar de vertering bij de koeien. In de stal werd de link gelegd tussen het rantsoen en de diergezondheid.
Na het praktische gedeelte werd binnen aan de hand van de analyses van de bedrijfs-KPI’s (kritische prestatie indicatoren) een discussie gevoerd over het draaien aan de knop voor eiwitkwaliteit, via bodembeheer, bemesting, maai- en oogsttijdstip en de samenstelling van het rantsoen. Er werd aangegeven dat de basis van een goed draaiende pens een gemiddelde DS opname uit ruwvoer (gras, graskuil, maiskuil en een structuurbron) van 15 kg DS per koe per dag is, waarbij penseiwit en pensenergie in balans zijn en waarbij melkproductie en persistentie verder gestuurd worden met DVE uit het aangeboden voer. De kansen, bedreigingen en randvoorwaarden van minderen met eiwit werden kort besproken. Ook hier was de discussie weer goed aan de gang en waren de veehouders actief aan het meedenken over hun eigen bedrijfsvoering. Aan het einde had Gerrit nog een scorelijst voor droogstand en transitie waar de deelnemers thuis mee aan de slag gegaan kon. De veehouders gaven aan praktische informatie te hebben gekregen waarmee ze aan de slag kunnen.
We kijken terug op een leerzame middag waar integraal naar de bodem-plant-dier relatie gekeken werd en hopelijk de melkveehouders kennis en inspiratie hebben opgedaan om op hun eigen bedrijf hier mee aan de gang te gaan. De reacties van de veehouders die meegedaan hebben aan de cursus waren zeer positief!
Els Dikker, Boerenverstand